Regisseur George Roy Hill maakte samen met Paul Newman (en met Robert Redford) twee enorme hits. Films die je met recht klassiekers kan noemen: Butch Cassidy and the Sundance Kid (1969) en The Sting (1973). Het ligt niet direct aan het ontbreken van Redford maar Slap Shot is wel wat minder geslaagd. In dit comedy-drama is Newman een speler-coach van een ijshockeyteam met weinig talent, weinig ambities en weinig toekomst. Geholpen door een drietal niet al te snuggere maar nogal gewelddadige nieuwe rekruten, besluiten coach en spelers het over een andere boeg te gooien. Als ze dan niet goed zijn moeten ze maar heel slecht worden. Beter berucht dan berooid.
Het geweld was voor die tijd nogal heftig en ook het taalgebruik kon toch echt niet. De film kreeg zelfs een R rating. Maar dat puberale kleedkamergepraat met een obsessie voor seks is nou eenmaal heel normaal. En met de ogen en oren van nu is het toch vrij onschuldig. Kijken naar Newman is eigenlijk altijd een genot, al maakt hij het me niet makkelijk. Hij probeert er zo ordinair mogelijk bij te lopen en het is geen wonder dat zijn vrouw van ‘m af wil. Hij wordt hier herenigd met Strother Martin, waarmee hij samen in Cool Hand Luke en Butch zat. Martin (ook bekend van The Wild Bunch en hij heeft maar liefst zes keer samen met John Wayne gespeeld) is zo’n acteur die je direct herkent en die je, ondanks zijn vaak slechte kwaliteiten, toch in je hart sluit. Hier is hij de baas van het ijshockeyteam dat hij stiekem probeert te verkopen.
Slap Shot is zeker geen meesterwerk en ook als comedy werkt hij hoogstens redelijk. Het is rare mix tussen slapstick met veel geweld (een soort Charlie Chaplin on steroids) en een sociaal commentaar op de stand van de wereld. Dat werkt maar tot op zekere hoogte. Maar de film schetst wel een mooi tijdsbeeld van mannelijkheid in de jaren 70 en van de verslaving aan geweld die de Amerikaanse samenleving ook toen al in bezit had genomen.