De debuutfilm van Mike Hodges vormde ook direct zijn hoogtepunt. Get Carter wordt vaak genoemd als een van de beste gangsterfilms ooit gemaakt. Dat hij sterk is, is zeker. Het predikaat gangsterfilm verdient echter wat nuance.
De film is gebaseerd op het boek Jack’s Return Home en gaat over Jack Carter, een meedogenloze maffiakracht met een zeer beperkt moreel kompas. Hij is in dienst van de Londense crime bosses Gerald en Sid Fletcher maar dat weerhoudt er hem niet van een relatie te onderhouden met Gerald’s vriendin Anna (Britt Ekland, in een kleine rol die publicitair flink is uitgebuit), met wie hij naar Zuid-Amerika wil vluchten. Hij moet echter eerst terug naar Newcastle en Gateshead om de begrafenis van zijn broer Frank bij te wonen, die stierf in een vermeend drink and drive ongeluk. Maar al voordat hij de trein naar het noorden neemt, vermoedt Carter dat zijn broer is vermoord. Een vermoeden dat zijn werkgevers de kop in willen drukken omdat ze banden hebben met het syndicaat van Newcastle. Carter trekt zich er weinig van aan en begint te graven. Dat zorgt voor onrust onder die lokale maffia, die vrezen dat zijn gesnuffel hun onderwereldoperaties zal verstoren. Alles, van woordelijke suggesties tot brute kracht, wordt aangewend om hem over te halen te vertrekken. Carter weigert echter hardnekkig en gaat strak door met de zoektocht naar de waarheid. Het leidt tot een eenmansoorlog die weinig lijkt op zijn leven als beroepsmoordenaar, verblind door woede over wat hij ziet als verraad van zijn familie.
Wat de film zo sterk maakt, is het grijze gebied waarin hij opereert. Dit gaat over misdaad maar het is ook kitchen-sink drama, een bijna documentair portret van een stad waarin de scheidslijn tussen goed en kwaad, tussen de boven- en de onderwereld, nauwelijks te trekken is. Newcastle is een industriestad waar iedereen probeert te overleven en waar voortdurend een gevoel van troosteloosheid, verdorvenheid en pessimisme hangt. Het is een groot verschil met de maatpakkencultuur met glanzende bolides en mooie vrouwen waaraan Carter in Londen was gewend. In het door kolen en scheepvaart beheerste Newcastle steken torenflats uit boven de grijze straten met vervallen, 19e-eeuwse rijtjeshuizen, waar de was te drogen hangt in steegjes en toiletten zich bevinden in buitenhuisjes in de achtertuin. Get Carter is niet alleen een verhaal over wraak, het is ook een portret van een samenleving die volledig in verval is geraakt.
Get Carter is soms echt bruut, vooral in het laatste half uur. Het is een van de beste rollen van Michael Caine (in dat jaar maakte hij ook het sterke The Last Valley), die hier zowel koelbloedige berekening als ongeremd geweld laat zien. Iedereen hier heeft een hekel aan hem, zelfs al voordat hij geweldddadig wordt. Carter is een man die Newcastle ontstegen is en hij voelt slechts minachting voor zijn voormalige compagnons. Caine brengt de koele, bijna-sociopathische zelfverzekerdheid die hij had laten zien als Alfie en Harry Palmer, en voert die op naar een nieuw niveau van meedogenloosheid. Het doet denken aan de rol van Clint Eastwood in de spaghettiwesterns van Sergio Leone, maar dan zonder poncho en zonder zon. Als Carter een lokale crime boss in het vizier heeft, zegt hij zonder enig respect: You’re a big man but you’re in bad shape; with me, it’s a full-time job. Now behave yourself. Om daarna meedogenloos toe te slaan.
Er hangt een gehaakt kleedje boven Carters bed in zijn huurkamer, met daarop de tekst What would Jesus say? Het zal hem een zorg zijn, ook al deelt hij zijn initialen met Jezus Christus. Een antwoord valt ook niet te verwachten in het hellegat dat Newcastle heet.